In de oude Keltische tijd, werd het jaar verdeeld in een donkere en lichte tijd. Hoe, wanneer en waar deze overgang van donker naar licht werd bepaald, zal ik je vertellen.
In een land hier ver vandaan, leefden twee koningen in hetzelfde koninkrijk, ze waren broers. De Hulstkoning woonde in het Noorden. Daar was het koud, er lag altijd sneeuw en het was er donker! Omdat het altijd donker was, in het gebied van de Hulstkoning, leerde hij zijn volk om rust te nemen en zuinig te zijn met wat ze hadden aan voedsel. Hij leerde zijn volk om na te denken over het leven, om bij zichzelf naar binnen te gaan en te voelen wat ze echt nodig hadden.
De koning Hulst leerde zijn volk omgaan met moeilijkheden in het koude gebied. Zij leefden in rust en eenvoud, zij verzamelde voedsel en hadden de kennis om deze lang te bewaren en zo goed mogelijk om te gaan met de natuurlijke bronnen.
Zijn broer de Eikkoning, leefde in het Zuiden van het land, waar het veel warmer was en de zon volop scheen. Koning Eik vond het belangrijk dat zijn volk kon genieten van het leven en dat zij feest vierden. Zijn volk nam wat ze wilden en zij dachten er niet over na. Vruchtbaarheid stond bij hem hoog in het vaandel en hij zag dan ook graag jonge leventjes rond hem heen dansen!
Maar Koning Eik was niet blij, want het was, net zoals in het noorden bij zijn broer Hulst, winter geworden. Het werd kouder en donkerder en het volk in het zuiden was niet gelukkig. Ze wisten niet goed hoe ze met die situatie moesten omgaan. En de koning kon het ze niet leren.
Alleen in het Noorden hadden ze kennis van overleven in deze omstandigheden. Zo besloot Koning Eik dat het tijd werd om een bezoek te brengen aan zijn broer en op 21 december betrad hij zijn rijk.
Koning Eik liep op Koning Hulst af en zei: “Mijn beste broeder, mijn volk is niet gelukkig en wij willen het licht en de zon terug in ons land. Help ons de zon terug te brengen.” Koning Hulst lachte hem uit, en zei: “Je volk moet eerst maar eens leren zuinig te zijn met wat ze hebben, en een tijd van bezinning in acht nemen waarin ze nieuwe plannen kunnen maken”, “zonder plannen kom je nergens.” Maar Koning Eik wist dat daar nu geen tijd meer voor was en ondernam actie. Hij zei: “Beste broer, als ik moet vechten voor de terugkeer van het licht, zal ik dat doen”.
Hij stond op en liep op Koning Hulst af. Koning Hulst stond op en vloog zijn broer aan. Koning Eik was zwakker dan zijn broer maar hield vol, denkend aan het volk, dat hem nodig had. Dat schonk hem kracht. In zijn gedachte brandde de zon en in één slag versloeg hij de Hulstkoning, die nu gewond op de grond lag. Koning Eik beval hem de zon terug te geven. En zo gebeurde het. Koning Eik zei: “Mijn beste broeder, als je de donkere dagen terug wilt, kom dan op 21 juni naar het zuiden des lands, waar je krachten weer met de mijne worden gemeten.”
En zo geschiedde het dat de broers Koning Hulst en Koning Eik elkaar op de zomer en de winter zonnewende tegen kwamen en hun deel van het seizoen opeisten. Maar gelukkig, wijzer geworden door samen te werken, besloten zij om ook hun kennis te delen voor hun volkeren, voor het hele land was er in de lichtmaanden feest, overvloed, genezing en vruchtbaarheid.
En in de donkere maanden was er tijd voor rust, bezinning en tijd voor het maken van nieuwe plannen voor in de lichte tijd. Iedereen was gelukkig, omdat beide volken nu de kennis hadden van licht en donker!